LJN: BY5278,Sector kanton Rechtbank Rotterdam 5 oktober 2012

Veel recreatieparken met vakantiewoningen zijn niet gesplitst in appartementsrechten, maar bestaan uit grondgebonden eigendom van de vakantiewoning met een aandeel in de mandelige wegen, perken, paden en terreinen. Het beheer daarvan wordt vaak opgedragen aan een voor dat doel opgerichte ‘vereniging van eigenaars’. Dat is geen VvE in de zin van boek 5 titel 9 BW. Het lidmaatschap van een dergelijke vereniging is dan ook niet kwalitatief van aard. De leden zijn gerechtigd om hun lidmaatschap van de vereniging  op te zeggen. Dat is bevestigd in HR 7 september 2007 (LJN:BA9709). Uit die rechtspraak volgt dat op grond van artikel 2:35 lid 1 aanhef en onder b BW het lidmaatschap van een vereniging altijd opzegbaar moet zijn. Ook het grondrecht van vrijheid van vereniging en vergadering impliceert mijns inziens, dat het recht zich te verenigen tevens inhoudt die vereniging te beëindigen.

In de zaak die leidde tot de bovenstaande uitspraak, weigert een ex-lid van een vereniging van eigenaars de volledige verenigingsbijdrage te betalen. De kantonrechter stelt allereerst vast dat het lidmaatschap opzegbaar is in lijn met het voorgaande. Vervolgens overweegt de kantonrechter, dat de omstandigheid dat het ex-lid zijn lidmaatschap van de vereniging heeft opgezegd weliswaar impliceert dat daarmee de verenigingsrechtelijke rechten en plichten van hem tegenover de vereniging geëindigd zijn, maar dat dat niet zonder meer geldt voor diens plichten uit hoofde van de koop- en aannemingsovereenkomst. Daar is namelijk in opgenomen, dat de koper zich verbindt tot het bijdragen in de exploitatie-, onderhouds-, en beheerskosten van de algemene en/of recreatieve voorzieningen van het villapark.

Vervolgens stelt de kantonrechter vast dat met de bepaling in de koopovereenkomst wel een derdenbeding bedoeld moet zijn, ook al staat dat er niet met zoveel woorden. De vereniging heeft het beheer, onderhoud en exploitatie van het gehele park (voor rekening van de eigenaren) tot haar taak. Het ex-lid moet in die omstandigheden in redelijkheid hebben kunnen begrijpen dat de vereniging daardoor ook een belang heeft bij de incassering van de verschuldigde bijdragen en bij het verkrijgen van een zelfstandig vorderingsrecht. Daarom moet het ex-lid ook hebben begrepen dat de projectontwikkelaar/verkoper van de recreatiewoning met de bewuste bepaling heeft beoogd een beding ten gunste van de vereniging met hem overeen te komen. Een andere uitleg maakt het betreffende artikel zinledig volgens de kantonrechter. Daar doet volgens de kantonrechter niet aan af dat niet met zoveel woorden is opgenomen dat het hier een derdenbeding betreft, nu een derdenbeding ook stilzwijgend kan worden overeengekomen en dat daarnaast onjuist is dat alleen dan mag worden aangenomen dat een derdenbeding tot stand is gekomen wanneer blijkt dat dit door de oorspronkelijke partijen bewust is beoogd.

Met een uitleg conform de strekking van het beding stelt de kantonrechter vast, dat sprake is van een derdenbeding. Vervolgens is er nog de vraag of de vereniging het beding wel aanvaard heeft, want de vereniging was kennelijk niet kenbaar bij volmacht vertegenwoordigd bij het passeren van de akte van levering. De kantonrechter oordeelt, dat in tegenstelling tot hetgeen door het ex-lid is beweerd, de vereniging zich heeft laten vertegenwoordigen bij het passeren van de akte om hetgeen daarin mede ten behoeve van haar werd bedongen te accepteren, met andere woorden om het daarin opgenomen derdenbeding te aanvaarden. Dat deze vertegenwoordiging aan het ex-lid nimmer is medegedeeld door de notaris en dat hieruit, zoals het ex-lid stelt, een onrechtmatig handelen van de notaris volgt, is een kwestie die volgens de kantonrechter speelt tussen het ex lid en de notaris. In tegenstelling tot hetgeen het ex-lid aandraagt, gaat dit niet zover dat de vereniging haar rechten niet meer uit kan oefenen. Dat de vereniging, zoals het ex-lid heeft benadrukt, niet vermeld is in de koop-aannemingsovereenkomst kan in dit verband evenmin tot een andere conclusie leiden.

Ook daar komt de vereniging goed weg, want een derdenbeding moet uitdrukkelijk aanvaard worden door de begunstigde wil het zijn werking hebben. Nu sprake is van een derdenbeding dat aanvaard is moet het ex-lid doorbetalen. Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van aanvaarding conform het bepaalde in art. 6:253 lid 3 BW. Door de aanvaarding van het derdenbeding in de akte van levering is de vereniging partij bij de koop- en aannemingsovereenkomst geworden, hetgeen tot gevolg heeft dat zij zelfstandig van het ex-lid nakoming van de in het derdenbeding opgenomen verplichtingen kan verlangen, niet alleen ten aanzien van de kosten van de mandelige eigendom, maar ook ten aanzien van de kosten van de beheerder en de verenigingskosten.

Vergelijk deze uitspraak met LJN BX9890 Hof Leeuwarden 2 oktober 2012 (ongerechtvaardigde verrijking als grondslag voor toewijzing) en LJN BY2904 Hof Den Haag 6 november 2012 (aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid als grondslag voor toewijzing). Beide uitspraken zijn met noot te vinden op VvERecht.nl.

Klik hier voor de volledige uitspraak.