De opkomst van hybride en elektrische auto’s is in een versnelling geraakt, die naar verwachting de komende jaren zal doorzetten. Om een elektrisch voertuig te rijden, is een oplaadpunt bij huis essentieel. Voor bewoners van een appartement levert dat een extra vraag op: waar kan ik mijn auto opladen? Is de eigenaar van een parkeerplaats in een appartementencomplex gerechtigd om een oplaadpunt te installeren?

Individueel of gemeenschappelijk?

Er zijn oplaadpunten in diverse varianten en modellen op de markt, van eenvoudig opladen via een normaal stopcontact tot zogenaamde intelligente oplaadpunten die de gebruiker en het elektraverbruik via een pasje registreren. Voor de vraag welke regels gelden bij de aanleg van oplaadpunten in de VvE is echter met name van belang, of voor een individuele of gemeenschappelijke oplaadinstallatie wordt gekozen. Welke keuze gemaakt wordt zal afhangen van de technische en bouwkundige situatie ter plaatse (welke mogelijkheden zijn redelijkerwijs voor handen), de uiteenlopende kosten van installatie en gebruik en de verwachte vraag naar oplaadpunten.

Individuele installatie: wijziging in gemeenschappelijke delen

Meestal bevindt een parkeerplaats zich niet in de woning, maar elders op het terrein of in een parkeergarage. In dat geval wordt voor de aanleg van een oplaadpunt, bekabeling en bemetering gezien als een verandering aan gemeenschappelijke zaken.

Toestemming vereist

Op grond van de modelreglementen is het verboden om aan de wanden en/of de plafonds van gemeenschappelijke gedeelten voorwerpen op te hangen. Ook is het niet toegestaan in algemene zin zonder toestemming van de vergadering wijzigingen in, op of aan gemeenschappelijke gedeelten aan te brengen. De eigenaar die een individueel oplaadpunt voor zijn elektrische auto bij zijn parkeerplaats wil realiseren heeft dus toestemming van de algemene ledenvergadering nodig. De vergadering is bevoegd om bij die de toestemming te bedingen dat die weer kan worden ingetrokken.

Bovendien kan de vergadering aan het verlenen van een dergelijke toestemming voorwaarden verbinden. Denkbaar zijn de volgende voorwaarden:
• de installatie wordt voor rekening en risico van de betreffende eigenaar aangebracht;
• de montage en installatie dient te geschieden door een erkend installateursbedrijf;
• voorafgaand aan de installatie dient het werkplan ter goedkeuring aan het bestuur te worden voorgelegd;
• de feitelijke installatie dient vooraf te worden aangekondigd aan het bestuur zodat bestuursleden en/of vertegenwoordigers van het bestuur toezicht kunnen houden op de juiste uitvoering van de werkzaamheden;
• na afronding van de werkzaamheden dient een certificaat of een garantiedocument te worden verstrekt aan het bestuur van de vereniging waaruit blijkt dat de installatie conform de daarbij geldende voorschriften is geïnstalleerd;
• indien het oplaadpunt wordt aangesloten op de gemeenschappelijke elektriciteitsvoorziening dient een tussenmeter te worden geplaatst zodanig dat het elektriciteitsverbruik van het oplaadpunt wordt doorbelast aan de betreffende appartementseigenaar;
• voor de administratieve verwerking van het elektriciteitsverbruik door de beheerder van de VvE dient een opslag voor administratiekosten te worden vergoed;
• aan de opstalverzekeraar dient vooraf goedkeuring te worden gevraagd voor het installeren van het oplaadpunt, wat geldt als opschortende voorwaarde voor de toestemming;
• bij het in onbruik raken van het systeem dient het door de (opvolgende) eigenaar op eerste verzoek van het bestuur van de VvE door en voor rekening van de eigenaar te worden verwijderd;
• het bestuur van de VvE is te allen tijde bevoegd om bindende aanwijzingen te geven met betrekking tot het gebruik, onderhoud en herstel van het systeem. De kosten daarvan komen voor rekening van de individuele appartementseigenaar.

De bovenstaande randvoorwaarden voor het verlenen van toestemming zijn alle gericht op het voorkomen van enig nadeel voor de VvE en de overige leden.

Gemeenschappelijke oplaadinstallatie

Een andere mogelijkheid is dat de vergadering zelf bij meerderheid kiest voor het aanbrengen van een collectieve installatie. Ook daar zijn verschillende varianten denkbaar. Zo kan de VvE bijvoorbeeld besluiten de gemeenschappelijke installatie en bekabeling bij de parkeerplaatsen aan te leggen, waarop elke eigenaar na verkregen toestemming zelf een individueel oplaadpunt kan aansluiten. Een andere oplossing zou kunnen zijn, dat enkele parkeerplaatsen van intelligente oplaadpunten worden voorzien.

Indien daartoe wordt besloten kan een dergelijk besluit niet als een onderhoudsbesluit worden beschouwd, maar gaat het om het aanbrengen van een nieuwe installatie. Op grond van demodelreglementen (bijvoorbeeld artikel 52 lid 6 MR 2006) kan in de ALV een dergelijk besluit slechts worden genomen met een meerderheid van tenminste twee/derde van het aantal stemmen, uitgebracht in een vergadering waarin twee/derde van het totaal aantal stemmen tegenwoordig of vertegenwoordigd is.

Een belangrijk argument om tegen de aanleg van een collectieve installatie te stemmen zal zijn, dat eigenaars zonder elektrische auto niet wensen mee te betalen aan de kosten daarvan. Dat nadeel kan worden weggenomen door bij het besluit vast te leggen welke eigenaars in welke verhouding moeten bijdragen in de kosten. Die verhouding kan afwijken van de hoofdregel dat de eigenaars naar rato van hun breukdelen verplicht zijn bij te dragen in de gemeenschappelijke kosten. Het is bijvoorbeeld denkbaar, dat indien een aantal bewoners het initiatief neemt voor een collectieve installatie, uitsluitend zij de kosten daarvan voor hun rekening nemen.

Volgens artikel 52 lid 9 MR 2006 dient een afwijkende kostenverdeling te worden opgenomen in het huishoudelijk reglement. Denk daarbij aan de kosten van onderhoud en beheer van de installatie. Daarbij hoeft mijns inziens niet bij naam te worden bepaald welke eigenaars die kosten dragen, maar kan in algemene zin worden volstaan met ‘de eigenaars die van de voorziening gebruik maken’.

Ook de Modelreglementen1973 en 1992 bepalen, dat de eigenaar die van zodanige maatregel geen voordeel trekt niet verplicht is in de kosten hiervan bij te dragen, zie artikel 37 lid 8 MR 1973 en artikel 38 lid 8 MR 1992. Ook in VvE’s waar deze reglementen gelden, kan ervoor worden gekozen om een algemene regeling met afwijkende kostenverdeling op te nemen in het huishoudelijk reglement. Het Modelreglement 1983 kent als enige geen bepaling die een afwijking van de bijdrageplicht volgens de breukdelen mogelijk maakt.

Aanleg oplaadpunten bij de rechter afdwingbaar?

Wanneer de ALV ervoor kiest om niet in te stemmen met de aanleg van een gemeenschappelijke installatie, is de vraag of die aanleg toch afdwingbaar is. In algemene zin denk ik niet dat dat het geval is. Indien de ALV weigert te besluiten tot de aanleg van een gemeenschappelijke installatie, dan zal een dergelijk besluit voldoende gemotiveerd dienen te zijn. Een motivatie kan bijvoorbeeld zijn dat de initiatiefnemer een redelijk alternatief heeft of dat de VvE niet bereid is de kosten van aanleg voor haar rekening te nemen en als gemeenschappelijke kosten om te slaan over de leden.

Weigert de ALV de toestemming voor de aanleg van een individuele installatie, terwijl de aanvrager bereid is aan de voorgaande voorwaarden te voldoen, dan zal ook dat besluit zorgvuldig gemotiveerd dienen te worden. Indien de weigering tot gevolg heeft, dat geen elektrische auto’s gebruikt kunnen worden door de eigenaars in een VvE zou eventueel om een vervangende machtiging op de voet van artikel 5:121 BW, al dan niet in combinatie met een verzoek om vernietiging van het besluit waarbij de aanleg van de individuele installatie geweigerd is op grond van artikel 5:130 BW. De rechter beslist op basis van de feiten en omstandigheden van het geval of de toestemming van de ALV zonder redelijke grond wordt geweigerd.

De appartementseigenaar kan zich daarbij beroepen op het recht om van diens privégedeelte gebruik te maken volgens de bestemming daarvan. Bij een parkeerplaats is de bestemming het stallen van een motorvoertuig, waartoe naar de huidige stand der techniek mijns inziens ook het stallen van een elektrische auto kan worden gerekend. Naar mijn voorlopig oordeel zal naar mate het gebruik van elektrische auto’s meer gebruikelijk wordt, de kantonrechter eerder genegen zijn de gevraagde machtiging te verlenen, uiteraard mits aan voldoende randvoorwaarden wordt voldaan.

Dit artikel is een bewerking van een eerdere bijdrage van 5 mei 2010, ‘Oplaadpunten in de parkeergarage’.