LJN: BU4823,Sector kanton Rechtbank Haarlem 9 november 2011

In een bagatelzaak legt een appartementseigenaar, tevens voormalig lid van de kascommissie, een principieel punt aan de kantonrechter voor: de VvE is niet bevoegd om andere uitgaven te doen dan die waartoe zij statutair gerechtigd is. De eigenaar verzoekt de kantonrechter om die reden het besluit tot vaststelling van de jaarrekening nietig te verklaren, dan wel te vernietigen. Voor wat betreft de nietigheid verklaart de kantonrechter zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen. In artikel 2:14 BW is neergelegd dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon, dat in strijd is met de wet of de statuten, nietig is. De daartoe bevoegde instantie is de sector civiel van de rechtbank. Dit betekent dat de kantonrechter geen oordeel over de nietigheid kan geven. De bewoner wordt in dit deel van zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaard.  Voor wat het verzoek tot vernietiging betreft oordeelt de kantonrechter, dat de door de bewoner aangevoerde bezwaren van onvoldoende betekenis zijn om de resultatenrekening als zodanig te vernietigen.

De kantonrechter lijkt weinig begrip op te kunnen brengen voor de verzoeken. Wie leest waar het inhoudelijk over gaat (onder meer een taart en een afscheidsreceptie), kan zich daar wel iets bij voorstellen. Toch gaat de kantonrechter mijns inziens in juridisch opzicht te kort door de bocht om twee redenen:

  1. ten eerste ontbreekt in de uitspraak een motivering waarom de kantonrechter niet tevens bevoegd zou zijn om over de nietigheid te oordelen. Er zijn tal van uitspraken bekend, waarin kantonrechters zich vanwege de samenhang tussen de nietigheid en vernietigbaarheid wel bevoegd verklaren, zie onder meer LJN: BM0088, Sector kanton Rechtbank Utrecht, 12 februari 2010, ook met noot op vverecht.nl. Niet valt in te zien, waarom de motivering uit die zaak in het onderhavige geval niet eveneens tot ontvankelijk verklaring van het verzoek tot nietigverklaring zou kunnen leiden;
  2. ten tweede hanteert de kantonrechter een onjuist toetsingskader voor wat betreft het verzoek tot vernietiging. De kantorechter stelt namelijk, dat in artikel 2:15 BW bepaald is dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar is wegens (onder meer) strijd met een reglement en strijd met de redelijkheid en billijkheid. Artikel 2:15 BW verwijst  evenwel naar ‘strijd met de redelijkheid die door artikel 8 worden geëist’. Die laatste verwijzing is van belang. Artikel 2:8 lid 2 bepaalt namelijk onder meer, dat een besluit niet van toepassing is, ‘voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is’. Onaanvaardbaarheid is een zwaardere maatstaf dan ‘strijd met de redelijkheid en billijkheid’ op zichzelf. Voor de onderhavige kwestie had dit verschil mijns inziens niet tot een andere uitkomst geleid. Indien de kantonrechter oordeelt dat de uitgaven niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn, dan zal des te minder snel sprake zijn van onaanvaardbaarheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.

Interessant is nog de vraag hoe de kantonrechter zou hebben geoordeeld, indien hij zich bevoegd zou hebben verklaard om ook van het verzoek tot nietigverklaring kennis te nemen. Moet iedere geringe afwijking van de statuten van de VvE leiden tot nietigheid of moet ook het besluit tot vaststelling van de jaarrekening worden beoordeeld aan de hand van de eisen van redelijkheid en billijkheid? Het antwoord op die voor de praktijk  relevante vraag blijft nu uit.

Klik hier voor de volledige uitspraak