Hoge Raad | 16 maart 2012 | ECLI:NL:HR:2012:BV1771

In de koopovereenkomst van het bovenappartement was een vide begrepen, waarin de koper zelf een hoge ruimte kon aanbrengen. In de akte van splisting is deze ruimte niet benoemd als behorend tot het bovenappartement. De tussenvloer wordt na de levering aangebracht. Vervolgens wordt het onderappartement verkocht en geleverd aan een derde. De koper van dit appartement vordert kort weergegeven dat de tussenvloer wordt verwijderd, zich daarbij beroepend op de akte van splitsing en splitsingstekening.

Uit de conclusie van Mr. E.B. Rank-Berenschot bij dit arrest blijkt dat het hof de notariële akte tot levering van het benedenappartementsrecht uitgelegd heeft conform de objectieve maatstaf. Die houdt in, dat het bij die uitleg aan komt op de in die akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in deze akte opgenomen, naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte uit te leggen omschrijving.  Op basis van de omschrijving van het geleverde en de aangehechte splitsingstekening is het hof tot het oordeel gekomen dat het benedenappartementsrecht mede de ruimte boven de tussenvloer omvat. Vervolgens heeft het hof tot uitgangspunt genomen dat het aan de eigenaar van het bovenappartement was om daarvan tegenbewijs te leveren. Het hof heeft vervolgens als bewezen aangenomen dat partijen bij de koop van het bovenappartement mede het oog hebben gehad op de ruimte boven de tussenvloer. Nadat het hof tot het oordeel was gekomen dat de eigenaar van het bovenappartement in het bedoelde tegenbewijs was geslaagd, heeft het  geoordeeld dat “voor de overdracht van de ruimte” boven de tussenvloer aan de eigenaar van het benedenappartement een titel ontbreekt, “zodat deze ruimte niet aan de eigenaar van het benedenappartement is overgedragen.”

De Hoge Raad laat dit oordeel in stand. Dat betekent, dat  ook in dit geval bij de bepaling van datgene wat tot het appartementsrecht behoort, de splitsingstekening en de splitsingsakte prevaleren, met een objectieve uitleg. Neittemin staat daar tegenbewijs van open.  In dit – uitzonderlijke – geval, oordeelt het hof op basis van onder meer getuigenverklaringen dat de eigenaar van het bovenappartement daar in geslaagd is. Lees voor een meer uitgebreide analyse van dit arrest  de publicatie van Prof. mr. M.M. van Rossum en prof. mr. R.F.H. Mertens ‘Uitleg van leverings- en vestigingsakten en van de splitsingsakte van een appartementsrecht: enkele kanttekeningen’, ook gepubliceerd op VvERecht.nl

Volledig arrest Hoge Raad |  16 maart 2012 | ECLI:NL:HR:2012:BV1771

Conclusie van Mr. E.B. Rank-Berenschot | ECLI:NL:PHR:2012:BV1771