Hoge Raad | 14 februari 2014 | ECLI:NL:HR:2014:337
Indien de ingeschreven splitsingsstukken voor verschillende uitleg vatbaar zijn, dient de rechter vast te stellen welke uitleg van deze stukken naar objectieve maatstaven het meest aannemelijk is. In zijn arrest van 1 november 2013 oordeelde de Hoge Raad, dat om vast te stellen of bepaalde zaken en/of ruimten in een gebouw tot een privé-gedeelte behoren, slechts acht mag worden geslagen op de gegevens die voor derden uit of aan de hand van de in de openbare registers ingeschreven splitsingsstukken kenbaar zijn.
Ook bepaalde de Hoge Raad in dat arrest, dat de rechter zijn uitleg bepaalt aan de hand van de betekenis van de aan de splitsingsstukken te ontlenen aanwijzingen voor een bepaalde uitleg en de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden interpretaties zouden leiden. In het hier behandelde arrest wordt er over geklaagd, dat het hof ten onrechten en in weerwil van de norm uit het arrest van 1 november 2013 bij de bepaling van de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen tevens belang heeft gehecht aan de feitelijke situatie ter plaatse. Dat zou niet toegestaan zijn, omdat bij de uitleg van splitsingsstukken aan de situatie ter plaatse geen betekenis zou toekomen voor zover deze niet blijkt uit dan wel tot uitdrukking komt in die splistingsstukken.
De Hoge Raad gaat daar niet in mee en oordeelt in rechtsoverweging 3.6.3 als volgt:
‘Indien splitsingsstukken die voor verschillende uitleg vatbaar zijn, verwijzen naar feitelijke kenmerken van het splitsingsobject, is het niet in strijd met een uitleg naar objectieve maatstaven om deze stukken mede aan de hand van waarneming van die feitelijke kenmerken uit te leggen. Voorts kan kennisneming van de situatie ter plaatse van belang zijn voor de beantwoording van de vraag welke uitleg van de splitsingsstukken tot de meest aannemelijke rechtsgevolgen leidt. Ook in dit opzicht kan het meewegen van de plaatselijke situatie dus verenigbaar zijn met een objectieve uitleg van de splitsingsstukken.’
Uit het arrest blijkt met zoveel woorden, dat het toekennen van betekenis aan de feitelijke situatie niet in strijd is met de norm die is weergegeven in het arrest van 1 november 2013.
Volledige uitspraak: Hoge Raad | 14 februari 2014 | ECLI:NL:HR:2014:337
Hoge Raad | 1 november 2013 | ECLI:NL:HR:2013:1078, met noot op VvERecht.nl