1. Inleiding
Sinds 1 januari 2018 maakt de wet het voor de VvE mogelijk om geld te lenen. Tenzij het reglement uitdrukkelijk anders bepaalt, is de vereniging bevoegd een overeenkomst van geldlening aan te gaan.[1] De Wet verbetering functioneren verenigingen van eigenaars voerde deze wijziging destijds in. [2] Vóór de invoering van deze wet was het onzeker of VvE’s geld konden lenen.[3] Met de nieuwe wet valt de bevoegdheid tot geld lenen door de VvE an sich niet meer te bestrijden,[4] al kan het besluit op andere gronden nietig of vernietigbaar zijn. Geld lenen door de VvE mag dus, maar wil elke eigenaar het ook? Uit de praktijk komt de vraag naar een opt-outregeling naar voren. Op grond van een opt-outregeling kunnen eigenaars hun bijdrage aan een VvE uitgave direct betalen in plaats van meedoen met een geldlening aan de VvE van een geldverstrekker. In ruil daarvoor hoeven zij vervolgens niet bij te dragen aan gemeenschappelijke kosten van rente en aflossing van de lening en zijn zij niet (mede) aansprakelijk voor de schuld. De vraag is of dat kan en zo nee, wat daar voor nodig zou zijn.
2. Bezwaren tegen VvE-lening
Een eigenaar kan verschillende redenen hebben om tegen een door de VvE af te sluiten geldlening te stemmen. Niet elke eigenaar wil lenen, bijvoorbeeld omdat men financiële middelen beschikbaar heeft. Daarnaast zijn er (groot-)eigenaars in complexen die niet mogen lenen via de VvE, bijvoorbeeld op grond van afspraken met financiers, governance codes of wettelijke voorschriften. Verdere bezwaren tegen het deelnemen aan een lening via de VvE kunnen bestaan uit de wettelijke medeaansprakelijkheid van elke eigenaar naar rato van diens breukdeel op grond van art. 5:113 BW.[5] Verder kan een reden om tegen financiering door de VvE te stemmen gelegen zijn in het niet willen bijdragen aan de rente en kosten van een lening. De huidige spaarrentes zijn dermate laag dat een eigenaar er wellicht eerder voor zal willen kiezen zijn beschikbare geld aan de VvE-uitgave te besteden, dan te participeren in een VvE-lening. Een laatste bezwaar ligt in een eventueel voornemen tot verkoop van een eigenaar. Bij overdracht neemt de opvolgend eigenaar de schuld over.[6] De verplichte verklaring van het bestuur bij overdracht houdt tevens een opgave in van de schulden van de VvE, wat verkoopbelemmerend kan werken.
3. Dreigende impasse bij besluitvorming
Het besluit tot het aangaan van een geldlening is voorbehouden aan de vergadering van eigenaars. Het MR 2017 vereist daarvoor een besluit, genomen met een gekwalificeerde meerderheid van twee derde van de stemmen vóór. Hierbij geldt tevens een quorum van ten minste twee derde van het aantal mogelijke stemmen, uit te brengen hetzij in persoon hetzij via vertegenwoordiging.[7] Hoewel de oudere reglementen dit niet expliciet bepalen,[8] neemt men aan dat ook voor VvE’s met die oudere reglementen de vergadering van eigenaars met gekwalificeerde meerderheid het besluit tot het aangaan van een overeenkomst van geldlening dient te nemen.[9] De vergadering van eigenaars haalt in de meeste gevallen de voltallige aanwezigheid van de stemmen niet. Dit resulteert al snel in de mogelijkheid voor groot-eigenaars en groepen eigenaars om, bij gekwalificeerde meerderheidsvereisten, een blokkerende stem uit te brengen. Dat kan leiden tot impasses, bijvoorbeeld wanneer óók de (groot-)eigenaars die tegen de lening stemmen, vóór de onderhoudsuitgave of de verduurzaming van het gebouw stemmen, terwijl de overige eigenaars slechts vóór het onderhoudsbesluit stemmen in combinatie met een lening. Vanwege het eenmalige karakter van de uitgave en de omvang daarvan is het voor andere eigenaars niet mogelijk de uitgave in- eens te doen. Zonder VvE-lening zien zij zich genoodzaakt tegen te stemmen. Het gevolg daarvan kan zijn dat in het geheel geen besluit tot stand komt en dat noodzakelijke investeringen uitblijven. Een opt-outregeling waarbij niet alle leden bijdragen aan de kosten van de geldlening, omdat zij hun bijdrage direct betalen, kan uitkomst bieden in deze situatie.
4. Wet verbetering functioneren VvE’s
De wetgever is voor en tijdens de behandeling van het wetsvoorstel ge wezen op het voorgaande,[10] maar heeft het niet nodig gevonden opt-out wettelijk te regelen. De memorie van toelichting wijst slechts op de mogelijkheid om in het reglement op te nemen dat de VvE uitsluitend voor bepaalde doeleinden leningen aan zal gaan. Denk bijvoorbeeld aan leningen uitsluitend ten behoeve van verduurzaming of de verbetering van de energieprestatie van het gebouw.[11] Tevens is het mogelijk om in het reglement op te nemen dat de desbetreffende VvE geen leningen zal aangaan. Dat zal een uitdrukkelijke bepaling in het reglement moe- ten zijn. De wetgever laat het hier duidelijk aan de VvE over om nadere voorschriften te verbinden aan het afsluiten van een geldlening. Op zich is dat begrijpelijk, maar in de praktijk is het aanpassen van het reglement vaak niet haalbaar vanwege de kosten daarvan en de eisen die de wet daaraan stelt in art. 5:139 BW .[12]
5. Opt-out binnen huidig wettelijk kader mogelijk?
De vraag is of opt-out mogelijk is binnen het huidige wettelijke kader. Dit lijkt niet zonder meer het geval te zijn. Zo dragen eigenaars bij aan de schulden en kosten die ingevolge de wet of het reglement voor rekening van de gezamenlijke appartementseigenaars komen, zowel onderling en jegens de VvE voor gelijke delen per appartementsrecht. Het reglement kan een andere verhouding bepalen. Het splitsingsreglement bepaalt welke schulden en kosten voor rekening van de gezamenlijke appartementseigenaars komen. Dit splitsingsreglement bepaalt vervolgens eveneens wat onder de definitie van schulden en kosten valt. Hieronder schaart het splitsingsreglement:
- schulden en kosten gemaakt in verband met het onderhoud, het gebruik en het behoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken, die welke verband houden met noodzakelijke herstelwerkzaamheden;
- vernieuwingen en vervangingen van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken;
- de kosten van schulden van de vereniging, waaronder schulden uit geldlening.[13]
Kortom, de kosten van een geldlening, rente en aflossing komen op grond van de wet en het reglement voor rekening van de gemeenschappelijke eigenaars naar rato van hun onderlinge breukdelen zoals die blijken uit de splitsingsakte. Opt-out wijkt daar echter van af, omdat de opt-outers niet bijdragen aan die lasten. De rente en aflossing van de lening worden bij opt-out omgeslagen over de leden, ten behoeve van wie de lening is afgesloten, derhalve in afwijking van de geldende breukdelen. Dergelijke besluiten van de VvE, die in strijd met de wet of het reglement zijn, zijn nietig.[14]
Toch valt er veel te zeggen voor een afwijking onder deze omstandigheden. Immers, zonder opt-out kunnen de noodzakelijke investeringen in het gedrang komen. Met opt-out dragen uitsluitend de leden die er profijt van hebben de kosten. Zouden de kosten ook worden omgeslagen over degenen die hun bijdrage reeds hebben voldaan dan zouden zij dubbel betalen, hetgeen een onredelijke uitkomst zou zijn van de toepassing van de wet en het reglement. Zou het beroep op de strikte uitleg van de akte dan niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid kunnen zijn? Nee, want volgens vaste jurisprudentie dient in dat geval de VvE te besluiten om de akte te wijzigen. Het gerechtshof Amsterdam verwoordt het als volgt: [15]
‘Op grond van de artikelen 5:112 en 5:113 BW worden kosten die gemeenschappelijk zijn in gelijke delen over de appartementseigenaars omgeslagen, tenzij in het splitsingsreglement een andere verhouding is bepaald. Dit betekent dat gemeenschappelijke kosten alleen in een andere verhouding – dan in gelijke delen – over de appartementseigenaars kunnen worden omgeslagen, wanneer dat kan worden gebaseerd op een daartoe strekkende bepaling in het splitsingsreglement. Het toepasselijke splitsingsreglement bevat niet de mogelijkheid om gemeenschappelijke kosten die verband houden met huurdersmutaties alleen ten laste te brengen van de verhurende eigenaars. Om deze kosten uitsluitend in rekening te kunnen brengen aan degenen die deze kosten veroorzaken, zal de VvE via de daartoe voorgeschreven weg het splitsingsreglement moeten wijzigen.’
‘Partijen zijn het erover eens dat (…) het splitsingsreglement geen grondslag biedt voor het in rekening brengen van de onderhavige mutatiefee aan (uitsluitend) de verhurende eigenaars. Het betoog van de VvE dat de besluiten niet nietig zijn omdat de wet, noch het splitsingsreglement een regeling geeft over het toedelen van extra kosten aan degenen die deze extra kosten veroorzaken, miskent de betekenis van de wettelijke bepalingen, zoals die hiervoor onder 3.6 is beschreven: een van de wet afwijkende verdeling van gemeenschappelijke kosten moet een grondslag hebben in het splitsingsreglement.
Hoewel het hof de aan het (bestuurs)besluit ten grondslag liggende gedachte dat de verhurende eigenaars de (tot een forfaitair bedrag van € 133,10 beperkte) kosten die zijn gemoeid met de administratieve verwerking van de verhuur van hun appartementen – waarvan zij en niet de overige eigenaars financieel profijt hebben – alleszins begrijpelijk en redelijk acht, bevat het splitsingsreglement thans niet de mogelijkheid om deze gemeenschappelijke kosten alleen ten laste van de verhurende eigenaars te brengen. Om deze kosten uitsluitend in rekening te kunnen brengen aan degenen die deze kosten veroorzaken, zal de VvE via de daartoe voorgeschreven weg het splitsingsreglement moeten wijzigen.’
In de hier aangehaalde uitspraak gaat het over het toerekenen van kosten aan een deel van de eigenaars, die daarvan het uitsluitende profijt hebben. Hoewel het hof de gedachte ‘begrijpelijk en redelijk’ acht, ziet het toch geen andere mogelijkheid dan het wijzigen van de akte om deze afwijkende kostenverdeling mogelijk te maken. De uitspraak resulteert in een nietigverklaring van het besluit. Ook in andere zaken waarin men, in strijd met de breukdelen en het reglement kosten aan enkele eigenaars toerekent vanwege het uitsluitend profijt van deze groep, luidt het oor- deel hetzelfde als voorheen. Volgens de rechtspraak is een wijziging van de splitsingsakte dus de enige mogelijkheid. In vergelijkbare zaken komt de rechter doorgaans tot eenzelfde oordeel.[16]
Onverminderd het voorgaande zijn constructies denkbaar, waarmee het materieel gaat om hetzelfde resultaat als bij opt-out, hoewel in juridische zin geen sprake is van opt-out, waardoor de risico’s op nietigheid achter- wege blijven. De meest vergaande optie is die, waarbij de (groot)eigenaar, die niet wenst te participeren in de lening, op zijn beurt een tegenlening verstrekt aan de geldverstrekker, onder exact dezelfde voorwaarden. De eigenaar doet mee aan de VvE-lening, draagt naar evenredigheid bij in de kosten, maar ontvangt buiten de VvE om van de geldverstrekker dezelfde bedragen aan rente en aflossing retour krachtens de tegenlening. Deze constructie, die in beginsel niet in strijd met de wet of het reglement is, heeft wel andere nadelen. Zo is de constructie omslachtig en leidt die tot administratieve lasten en nieuwe juridische en boekhoudkundige risico’s bij zowel de geldverstrekker als de eigenaar die van de regeling gebruik maakt. Daar komt bij dat niet alle eigenaars bevoegd zijn om op hun beurt tegenleningen te verstrekken.[17] Een laatste nadeel van deze constructie betreft de mogelijke complicaties bij vervreemding van een appartement.
6. Klimaatakkoord
Het Klimaatakkoord schept een verplichting voor het Rijk om de particuliere woningeigenaars en VvE’s te ondersteunen met financiering en ontzorging in de verduurzaming.[18] Ter realisering hiervan gaat de overheid een breed warmtefonds inrichten voor alle particuliere woningeigenaars en VvE’s. Vanuit de wens de bestaande woningvoorraad te verduurzamen, is door de overheid een breed gedragen initiatief ontplooid, dat mede betrekking heeft op het faciliteren van financiering van verduurzaming van woongebouwen.[19] In lijn met die oproep ondersteunt het ministerie van Binnenlandse Zaken enkele wetgevingsinitiatieven, waarin aanbevelingen worden gedaan voor oplossingen voor dergelijke knelpunten. Opt-out zou als één van die mogelijke knelpunten daarvan onderdeel kunnen vormen.[20]
7. Opt-out bij wet geregeld?
De discussie over de vraag of opt-out mogelijk is, net als de eerdere discussie over de vraag of de VvE geld mag lenen,[21] op te lossen met een wetswijziging. Door deze wetswijziging kan vervolgens in afwijking van art. 5:113 lid 2 BW een alternatieve wijze van lastenomslag (rente, kosten) van de geldlening op de leden gelden. Dit artikellid geeft reeds de mogelijkheid voor het reglement om een andere onderlinge bijdrage van de eigenaars aan de schulden en kosten van de vereniging van eigenaars te bepalen. In een aan art. 5:126 lid 4 toe te voegen tweede zin kan men vervolgens bepalen dat ook op grond van de wet bij opt-out de vergadering een andere verhouding kan vaststellen. Voor het afwijken van de breukdeelverhoudingen, zoals die ingevolge de splitsingsakte gelden, kan een meerderheid gelijk aan die welke art. 5:139 lid 2 BW vergt voor het wijzigen van de splitsingsakte zelf verstandig zijn. Een eerste tekstsuggestie voor een aanvulling van art. 5:126 lid 4 BW luidt dan als volgt:
‘Tenzij het reglement uitdrukkelijk anders bepaalt, is de vereniging bevoegd een overeenkomst van geldlening aan te gaan. Bij besluit van de vergadering van eigenaars, genomen met een meerderheid van ten minste vier vijfde van het aantal stemmen dat aan de appartementseigenaars toekomt, kan in afwijking van het reglement worden vastgesteld dat appartementseigenaars, welke hun aandeel in de uitgave waarvoor de geld lening wordt aangetrokken ineens en vooruit afdragen aan de vereniging van eigenaars, niet delen in de schuld in de zin van art. 113 lid 2.’
Met deze regeling is de mogelijkheid van een opt-out wettelijk geregeld. Omdat de hoofdelijke aansprakelijkheid van art. 5:113 lid 3 BW verwijst naar schulden zoals bedoeld in art. 5:113 lid 2 BW, zijn deze opt-outeigenaars tevens vrijgesteld van de hoofdelijke aansprakelijkheid naast de VvE.[22] Uiteraard moet de bijdrage vooruit worden betaald en volstaat een toezegging of garantstelling niet. De bijdrage is gelijk aan het aandeel van de eigenaar conform diens breukdeel in het te lenen bedrag. Indien een deel van de uitgave wordt gefinancierd uit eigen middelen of een extra bijdrage van de leden, laat zulks het aandeel waarvoor de opt-out geldt onverlet.
7.1 Consultatie
In de consultatie van het ontwerpwetsvoorstel en ontwerp VvE-besluit hebben enkelen reeds opmerkingen gemaakt over financieringen en opt-out. Aedes signaleert een risico bij het al te gemakkelijk aangaan van grote leningen door VvE’s. Dit is echter reeds mogelijk gemaakt met de wetswijziging van 2018.
De Juristenvereniging Appartementsrecht vroeg specifiek aandacht voor een opt-outregeling bij financiering. Zij attendeerden er op dat de opvolgend eigenaar ook ontslagen zou moeten worden uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de lening, bijvoorbeeld via de verklaring van het bestuur van de VvE aan de notaris.
7.2 Gevolgen opt-out
Hoewel het mogelijk maken van opt-out wenselijk lijkt, kleven er ook na- delen aan. Zo zou met dit tekstvoorstel in beginsel elke eigenaar gebruik kunnen maken van de regeling, waardoor slechts één of enkele appartementseigenaar(s) naast de VvE aansprakelijk blijven voor de schuld. Dat leidt uiteraard tot een andere risico-inschatting aan de kant van de geldverstrekker. Immers, dat leidt tot een beperken van verhaal van de vordering tot de leden ten behoeve van wie de lening bestaat. De wetgever heeft hier echter geen taak, nu de geldverstrekkers zelf voorwaarden kunnen verbinden aan het maximale percentage van een uitgave die extern gefinancierd kan worden. Een ander resterend knelpunt betreft de volledige aansprakelijkheid van de VvE voor het verschuldigde bedrag, ook al komt de medeaansprakelijkheid voor de opt-outeigenaars te vervallen. Dus als de VvE haar verplichtingen uit hoofde van de lening niet nakomt en zij wordt daartoe wel veroordeeld, staat zij met haar gehele vermogen in voor de schuld. Langs die weg zullen in dat geval de opt-outeigenaars alsnog de nadelige gevolgen van een geldlening ervaren. Immers, zij dragen bij in het tekort dat in dat geval bij de VvE ontstaat naar gelang hun breukdeel.[23] Uiteraard kunnen deze eigenaars regres nemen op de aansprakelijke eigenaars, maar vanwege de vergaande mate waarin in dat geval wanbetaling plaatsvindt, is het maar de vraag of dat voldoende soelaas biedt.
Met het opnemen van een opt-outregeling wordt tegemoetgekomen aan een vraag uit de markt en de politieke wens om belemmeringen in VvE-regelgeving zo veel mogelijk weg te nemen. Echter, zo blijkt uit het voorgaande, opt-out kan niet alle nadelen wegnemen van een eigenaar ten opzichte van de situatie waarbij elke eigenaar zijn deel betaalt en de VvE niets te lenen heeft.
Deze publicatie verscheen eerder in deel 11 van de WPNR-boekenreeks Vervolg ‘Boek 5 BW van de toekomst’- Het ontwerpwetsvoorstel appartementsrechten (Sdu 2020, ISBN: 9789012406239).
Voetnoten
[1] Art. 5:126 lid 4 BW
[2] Wet van 29 mei 2017, houdende wijziging van Boek 5 van het Burgerlijk Wet- boek in verband met het verbeteren van het functioneren van verenigingen van eigenaars (Wet verbetering functioneren verenigingen van eigenaars) Kamer- stukken II, 34 479, Stb. 2017, 241.
[3] Kamerstukken II 2013/14, 27 926, nr. 226. Kamerstukken II 2015/16, 34 479, nr. 3
[4] Rb. Overijssel 9 april 2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:1217: ‘Nu artikel 38 van het modelreglement 1973 niet voldoende is om de expliciete wettelijke regel uit te sluiten en gesteld noch gebleken is dat in het reglement of de splitsingsakte een (andere) expliciete voorwaarde of inperking is opgenomen ten aanzien van het aangaan van leenovereenkomsten, is het besluit tot het aangaan van een VvE Energiebespaarlening naar het oordeel van de kantonrechter niet nietig.’
[5] Art. 5:113 lid 2 BW: In de schulden en kosten die ingevolge de wet of het reglement voor rekening van de gezamenlijke appartementseigenaars komen, moeten zij onderling en jegens de vereniging van eigenaars voor elk appartementsrecht een gelijk deel bijdragen, tenzij daarvoor bij het reglement een andere verhouding is bepaald. Voor de toepassing van de leden 2 en 3 is de uit een geldlening als bedoeld in art. 5:126 lid 4 BW voortvloeiende schuld deelbaar.
[6] Zie bijvoorbeeld art. 24.4 MR 2017: Uitsluitend de nieuwe Eigenaar is aansprakelijk voor de schulden van de Vereniging uit hoofde van geldlening, voor zover de oude Eigenaar daarvoor aansprakelijk was en tot de bedragen die blijken uit de opgave als bedoeld in Artikel 42.2.
[7] Zie bijvoorbeeld MR 2017, art. 47.7 (…) Een besluit tot het aangaan van een geldlening dient te worden genomen met inachtneming van het bepaalde in Artikel 56.5 en 56.6. Indien de Vergadering besluit dat de Vereniging een geldlening aangaat, dient gelijktijdig te worden vastgesteld voor welk doel de geldlening wordt aangegaan.
[8] MR 1973, 1983, 1992 en 2006 zijn tot stand gekomen onder het oude wettelijk regime van voor de invoering van art. 5:126 lid 4 BW
[9] Zie bijvoorbeeld MR 2006, art. 52 lid 5: Besluiten door de vergadering tot: (…)
het aangaan van verplichtingen met een financieel belang die een totaal door de vergadering vast te stellen bedrag te boven gaan; kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van tenminste twee/derde van het aantal stemmen, uitgebracht in een vergadering waarin een aantal eigenaars tegenwoordig of vertegenwoordigd is, dat tenminste twee/derde van het totaal aantal stemmen kan uitbrengen. De laatste zinsnede van artikel 50 eerste lid is van overeenkomstige toepassing.
[10] Werkgroep 1 van de klankbordgroep bij het vervolgtraject verbetering wet- en regelgeving voor VvE’s, een samenwerkingsproject van het ministerie van Binnenlandse Zaken en VvE Belang: ‘(ii) Het moet mogelijk zijn dat een eigenaar niet “participeert” in de geldlening’, internetconsultatie ter zake van de wijziging van Boek 5 BW in verband met het verbeteren van het functioneren van VvE’s, 30 september 2015. Zie tevens R.P.M. de Laat, Notitie Knelpunten en Aanbevelingen voor Externe Financiering door VvE’s, in opdracht van BZK, 4 april 2014, www.vverecht.nl: ‘Eventueel: opt-out regeling in financieringsvoorwaarden voor eigenaars die hun eigen deel willen betalen of zelf willen financieren’.
[11] Kamerstukken II 2013/14, 27 926
[12] Art. 5:139 lid 1: De akte van splitsing kan worden gewijzigd met medewerking van alle appartementseigenaars.
Lid 2 De wijziging kan ook met medewerking van het bestuur geschieden, indien het tot de wijziging strekkende besluit is genomen in de vergadering van eigenaars met een meerderheid van ten minste vier vijfden van het aantal stemmen dat aan de appartementseigenaars toekomt of met een zodanige grotere meerderheid als in de akte van splitsing is bepaald. (…)
Lid 3 Wijziging van de akte van splitsing behoeft de toestemming van hen die een beperkt recht op een appartementsrecht hebben, van hen die daarop beslag hebben gelegd alsmede, indien een recht an erfpacht of opstal in de splitsing is betrokken, van de grondeigenaar. (…)
[13] Zie 5:112 lid 1 sub a, 5:113 lid 2 en bijvoorbeeld art. 10.2 MR 2017.
[14] Zie art. 5:129 jo. 2:14 BW
[15] Hof Amsterdam 21 juli 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3028 ro. 3.9 en 3.10.
[16] Hof Amsterdam, 23 juli 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2678: nieuw afrekensysteem van stookkosten met behulp van individuele warmtemeters is, hoewel wellicht eerlijker, in strijd met het splitsingsreglement. Terugbetaling van hetgeen het lid op basis van die warmtemetingen meer heeft betaald dan zij volgens de omslagmethode moet betalen, is niet onaanvaardbaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en levert ook geen ongerechtvaardigde verrijking op. Zie ook Hof ’s-Gravenhage 20 april 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:1772. Voor een afwijkend oordeel zie Rb. Rotterdam 30 november 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:9520: lift is niet dienstbaar aan de bewoners van de begane grond en wordt om die reden niet als gemeenschappelijk aangemerkt. Bewoners begane grond dragen om die reden niet bij in de kosten daarvan.
[17] Zie voor woningcorporaties bijvoorbeeld het reglement van deelneming van het waarborgfonds Sociale Woningbouw, art. 22. Op grond daarvan staat het een woningcorporatie niet vrij zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van WSW een niet door WSW geborgde leningsovereenkomst aan te gaan.
[18] Klimaatakkoord 28 juni 2019, C1.5 Financiering van de verduurzaming van woningen en gebouwen.
[19] Zie bijvoorbeeld de motie van D66 van november 2018, waarin de minister wordt opgeroepen knelpunten voor verenigingen van eigenaars (VvE’s) bij het nemen van energiebesparende maatregelen of het uitvoeren van duurzaamheidsmaatregelen weg te nemen, Kamerstukken II 2018/19, 35 000 VII, 59.
[20] Zie voor meer informatie de Werkgroep Modernisering Appartementsrecht NL, www.wmanl.nl.
[21] M.C.E. van der Vleuten, Onderzoek naar mogelijkheden tot modernisering van wet- en regelgeving in het kader van het verbeteren van het functioneren van VvE’s, Kamerstukken II 2013/14, 27 926, nr. 226 p. 5. Zie ook R.P.M. de Laat, Notitie Knelpunten en Aanbevelingen voor Externe Financiering door VvE’s, 4 april 2014, www.VvERecht.nl.
[22] Zie ook M.E.A. van Loenhoud & F.J. Vonck: in L.C.A. Verstappen & F.J. Vonck (red.), Duurzaam wonen (preadviezen KNB), Den Haag: Sdu 2019, p. 187-188.
[23] Zie bijvoorbeeld art. 16.4 MR 2017: Indien de definitieve bijdragen de voorschotbijdragen te boven gaan, moeten de Eigenaars het tekort binnen een maand na de vaststelling van de exploitatierekening aanzuiveren, tenzij de Vergadering anders besluit.