De vergadering van eigenaren wil besluiten om een camera te plaatsen ter plaatse van de gemeenschappelijke hal van het appartementencomplex waarover zij het beheer voert, met als doel ‘bewaking’. Mag de vergadering van eigenaars hiertoe besluiten?
– NB: Op grond van het besluit van 5 maart 2012 is de genoemde termijn van 24 uur verlengd tot 4 weken. –
Hiertoe dienen in ieder geval de volgende vragen te worden beantwoord:
A. Is die wens op grotere veiligheid in strijd met het recht op privacy?
B. Is het gebruik van de camera rechtmatig?
C. Indien het geoorloofd is, moet vervolgens de volgende vraag worden beoordeeld: Mag het beeldmateriaal worden opgeslagen?
Voor de beantwoording van deze vragen zal ik hierna richtlijnen geven. Voor elk te plaatsen camera zal de beantwoording van de vragen afhankelijk zijn van de specifieke feiten en omstandigheden.
ad A. Is die wens op grotere veiligheid in strijd met het recht op privacy?
Of de wens op grotere veiligheid in strijd met het recht op privacy is kan beoordeeld worden aan de hand van de volgende criteria.
1. Mate van openbaarheid
Naarmate de gedragingen meer in het openbaar plaatsvinden, zal het recht op privacy eerder in het geding zijn. Voornemen is de camera in de hal te plaatsen. Het betreft dan een gemeenschappelijk gedeelte in een niet voor het publiek toegankelijk gebouw. In dit geval zal slechts een zekere mate van schending van de privacy bestaan.
2. Aard en mate van intimiteit
Filmen op de Wallen in Amsterdam raakt in verband met de aard en intimiteit eerder de privacy dan cameratoezicht in de ontvangsthal van een appartementencomplex.
3.Onbevangen zichzelf zijn
In een ruimte waarin bijvoorbeeld een personeelslid zich kan verkleden, moet de betrokkene onbevangen zichzelf kunnen zijn; bij cameratoezicht in een ontvangsthal als een gemeenschappelijke ruimte/ doorloop van een appartementencomplex, zal dit criterium niet snel aan de orde zijn.
4. Gebruik van de beelden
Het verstrekken van de beelden aan derden zal de privacy eerder raken dan het slechts vastleggen of monitoren van de beelden. In geval van toezicht op de hal van een appartementencomplex zullen de beelden in beginsel niet voor derden bestemd zijn. Het betreft een specifieke groep (eigenaren van appartementsrechten) die de veiligheid voor zichzelf wenst te vergroten. Schending van de privacy zal dan ook niet zo snel aan de orde zijn.
5. Kenbaarheid
Cameratoezicht zonder medeweten of toestemming van personen die op de beelden voorkomen, zal de privacy eerder raken dan in het geval dat zij wel toestemming hebben gegeven of hiervan op de hoogte zijn. Indien de camera zichtbaar wordt opgehangen en er bij de ontvangsthal een bord hangt waarin gewezen wordt op cameratoezicht, zal er niet snel sprake zijn van schending van de privacy.
6. Systematisch karakter van het gebruik
De duur van het gebruik kan bepalend zijn of er al dan niet sprake is van schending van de privacy. Bij permanent gebruik zal er eerder sprake zijn van schending van de privacy dan in het geval de vergadering van eigenaars besluit om de camera alleen ’s nachts te gebruiken.
7. Bevoegd gebruik
Van onbevoegd gebruik zou sprake zijn als een “particuliere” camera gericht zou zijn op de openbare weg omdat dit een taak is van de overheid. Dat betekent dat indien de camera slechts gericht is op de hal er geen sprake zal zijn van onbevoegd gebruik.
Conclusie
Met het plaatsen van een camera in de gemeenschappelijke hal van een appartementencomplex zal gezien de locatie en het doel van het cameratoezicht de privacy niet snel geschonden zijn, mits dit gebruik ook kenbaar wordt gemaakt.
ad B. Is het gebruik van de camera rechtmatig?
Hiernaast geldt dat bij schending van de privacy onder bepaalde omstandigheden het gebruik van cameratoezicht toch rechtmatig kan zijn. Dit kan worden getoetst aan de hand van 3 aspecten:
1. Dringende maatschappelijke behoefte
Cameratoezicht op de entree van een flatgebouw voorziet in de huidige maatschappelijke opvattingen in een behoefte. Het is al bewezen dat hier een preventieve werking vanuit gaat.
2. Proportionaliteit
Het registreren van beelden dient evenredig te zijn met het doel dat daarmee kan worden bereikt. Het aanbrengen van een camera met een waarschuwing kan preventief werken. Het doel heiligt in dit geval de middelen.
3. Subsidiariteit
Het beoogde doel kan niet op een andere, minder ingrijpende manier worden bereikt. Wellicht dat het plaatsen van een hek een minder ingrijpend middel is. Dit hangt van de situatie ter plaatse af. In de rechtspraak komt naar voren dat bij inbreuk op de privacy door uitoefening van cameratoezicht door particulieren een belangenafweging wordt gemaakt. Omstandigheden die hierbij een rol spelen zijn eisen van veiligheid, milieu en bedrijfseconomie, waarbij de noodzakelijkheid van het toezicht aannemelijk dient te worden gemaakt.
Conclusie
De veiligheid in en rondom een flatgebouw is een belangrijke factor om de inbreuk op de privacy te rechtvaardigen. Het gebruik van een camera kan in dit geval rechtmatig zijn.
Ad C. Mag het beeldmateriaal worden opgeslagen?
De Wet bescherming persoonsgegevens geeft aan wat de rechten zijn van iemand van wie gegevens worden gebruikt en wat de plichten zijn van de instanties of bedrijven die gegevens gebruiken.
1. Plichten verantwoordelijke:
a. De verantwoordelijke (vereniging van eigenaars) dient een gerechtvaardigd belang te hebben bij het opslaan van beeldmateriaal. Opslaan van beeldmateriaal kan uit oogpunt van bewaking en preventie van criminaliteit bij een flatgebouw een gerechtvaardigd belang hebben. Zeker als in het verleden sprake is geweest van overlast en / of criminaliteit.
b. Er dienen maatregelen genomen te worden om onnodige verzameling, verder of onjuist gebruik van persoonsgegevens tegen te gaan.
c. Het verwerken van gegevens dient gemeld te worden bij het College bescherming persoonsgegevens; in die zin dat op grond van artikel 38 van het Vrijstellingsbesluit Wpb cameratoezicht met betrekking tot het beveiligen van personen en gebouwen, zoals hier het geval is, niet gemeld hoeft te worden bij het Cbp, mits aan de daarin verwoorde voorwaarden wordt voldaan. Een van de voorwaarden is dat de camera duidelijk dient te worden opgehangen en dat het beeldmateriaal binnen 24 uur dient te worden verwijderd.
2. Rechten betrokkene:
a .Betrokkene moet kunnen nagaan wat er met de gegevens gebeurt. De mogelijkheid daartoe is voldoende;
b. Betrokkene heeft recht op inzage, na identificatie;
c. Na inzage heeft de betrokkene het recht om verwijdering te vragen. Dat kan als de beelden bijvoorbeeld niet ter zake dienend zijn voor het doel. Een weigering dient gemotiveerd te worden.
Conclusie
Indien met het plaatsen van een camera in de gemeenschappelijke hal van een appartementencomplex de privacy niet wordt geschonden ( zie voor de criteria hiervoor onder ad A.) of indien deze wel wordt geschonden, het gebruik van een camera toch rechtmatig is ( zie voor de criteria hiervoor onder ad B.) dient de camera duidelijk te worden opgehangen en dient het beeld materiaal niet langer dan 24 uur te worden bewaard; bij gebreke waarvan aanvullende maatregelen moeten worden genomen ( zie voor criteria hiervoor onder ad C.).