LJN: BX6585, Rechtbank ‘s-Gravenhage 22 augustus 2012

In een Haagse VvE hebben 2 eigenaars in totaal 10 stemmen in de vergadering in een onderlinge verhouding van 9:1. De meerderheidsgerechtigde organiseert een bestuursbesluit tot aktewijziging. De minderheidsgerechtigde vordert vernietiging van dat besluit op grond van artikel 5:140a lid 2 BW, onder meer door te stellen dat de VvE niet bevoegd was een bestuursbesluit te nemen als bedoeld in artikel 5:139 lid 2 BW, omdat dit artikel alleen van toepassing is in geval er meer dan vijf appartementsrechten zijn. Verder beriept hij zich op geschonder vormvoorschriften bij de besluitvorming, zoals agendering, de  oproepingstermijn en het feit dat vooraf geen concept akte van splisting is voorgelegd.

Bestuursbesluit

Het bestuursbesluit tot aktewijziging ex artikel 5:139 lid 2 BW is ingevoerd per 1 mei 2005, met een overgangstermijn van 3 jaar voor bestaande VvE’s. Het houdt kort gezegd in, dat een wijzigingsbesluit genomen kan worden in een ALV met een meerderheid van tenminste 4/5e van het aantal stemmen dat aan de appartementseigenaars toekomt. De oorspronkelijke gedachte achter 4/5e van het aantal stemmen was, dat daardoor voorkomen zou worden, dat een kleine meerderheid de akte kon wijzigen. Verder is vóór de wetswijziging gewezen op het effect, dat met name bij kleinere splitsingen waarbij alle appartementen één stem kunnen uitoefenen, er zodoende tenminste 5 appartementen zouden moeten zijn alvorens een 4/5e meerderheid kan worden bereikt. Zo zou het bestuursbesluit dus niet mogelijk zijn voor de kleinere VvE. Op die gedachte doet eiser hier een beroep. In casu zijn er slechts twee appartementen met in totaal 10 stemmen. In die situatie zou een bestuursbesluit onmogelijk zijn.

De rechtbank haalt de parlementaire geschiedenis aan en concludeert op basis daarvan, dat niet het aantal appartementen, maar het aantal stemmen doorslaggevend is: ‘De tekst van de wet geeft geen uitsluitsel over de vraag die partijen verdeeld houdt, te weten of de uitzondering van lid 2 ook van toepassing kan zijn als er slechts twee appartementsrechten zijn maar wel een meerderheid van vier vijfden van het aantal stemmen wordt bereikt. De wetstekst lijkt echter meer steun te bieden aan het door de VvE bepleit standpunt, nu daarin sprake is van een gekwalificeerde meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen en niet (met zoveel woorden) van een zodanige meerderheid van het aantal appartementsrechten. In de memorie van toelichting op dit wetsartikel is vermeld dat de regeling van artikel 5:139 lid 2 BW niet geldt voor splitsingen waarin minder dan vijf appartementen zijn betrokken, maar deze uitleg is achterhaald door de nadere zienswijze van de minister van Justitie zoals vermeld in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2003-2004, 28 614, nr. 5, p. 9 en 11). Hierin heeft de minister opgemerkt dat – anders dan in de memorie van toelichting is gesteld – de mogelijkheid om bij meerderheid te besluiten tot wijziging van een splitsingsakte, ook kan bestaan bij complexen die minder dan vijf appartementen tellen, mits er ten minste vijf stemmen uitgebracht kunnen worden in de vergadering van eigenaars. Nu in de akte van splitsing is bepaald dat in totaal tien stemmen kunnen worden uitgebracht, komt de rechtbank tot het oordeel dat artikel 5:139 lid 2 BW in dit geval wel van toepassing is. Voorts is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de vereiste gekwalificeerde meerderheid van dit lid 2, aangezien Creatie met negen van de tien stemmen vóór het wijzigingsbesluit heeft gestemd. Voor het overige is gesteld noch gebleken dat er formele gebreken kleven aan dit besluit die op grond van artikel 2:14 BW tot nietigheid kunnen leiden. Daarom neemt de rechtbank, mede gelet op hetgeen hierna in onderdeel 4.7 wordt overwogen, tot uitgangspunt dat het wijzigingsbesluit rechtsgeldig is genomen.’

Vernietigingsgronden aanvoeren in procedure ex artikel 5:140a lid 2

Vervolgens komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de vraag of het rechtsgeldig genomen besluit wegens schending van vormvoorschriften vernietigd moet worden. Ook dat is niet het geval. De rechtbank stelt voorop dat een appartementseigenaar die een besluit tot wijziging van splitsingsakte wil aanvechten, meerdere mogelijkheden heeft om dit te doen. Zo kan een appartementseigenaar dit wijzigingsbesluit bestrijden op grond van de artikelen 2:14 (nietigheid) en 2:15 BW (vernietigbaarheid). Deze artikelen zijn op grond van artikel 5:124 BW van toepassing op besluiten van de VvE. In artikel 2:130 BW is bepaald dat een verzoek tot vernietiging van een VvE-besluit op grond van artikel 2:15 BW bij de kantonrechter moet worden ingesteld binnen één maand nadat het besluit is genomen. Daarnaast heeft de appartementseigenaar de mogelijkheid om een op grond van artikel 5:139 lid 2 BW genomen wijzigingsbesluit te laten vernietigen op grond van artikel 5:140a BW (thans vernummerd tot artikel 5:140b BW). Deze vordering moet in een dagvaardingsprocedure bij (de sector civiel recht van) de rechtbank worden ingesteld binnen drie maanden nadat het wijzigingsbesluit is genomen.

In deze zaak staat vast dat [eiser] geen verzoek tot vernietiging van het wijzigingsbesluit op grond van artikel 2:15 BW heeft ingesteld bij de kantonrechter. De vraag of desondanks het toetsingskader van artikel 2:15 BW tevens van toepassing is op een op grond van artikel 2:140a BW ingestelde vernietigingsvordering, beantwoordt de rechtbank ontkennend. Hiervoor is het volgende redengevend.

Uit de tekst van artikel 2:140a BW en de memorie van toelichting hierop (Kamerstukken II 2003-2004, 28 614, nr. 3, p. 11) vloeit voort dat de rechter het op grond van artikel 5:139 lid 2 BW genomen wijzigingsbesluit op verzoek van een appartementseigenaar die heeft tegengestemd zal moeten vernietigen en dat de vernietigingsvordering alleen kan worden afgewezen in de limitatief in artikel 5:140a lid 3 BW opgesomde gevallen. Hierin ligt besloten dat het voor de beoordeling van deze vernietigingsvordering niet relevant is of het wijzigingsbesluit (ook) in strijd is met artikel 2:15 BW. Het toetsingskader van artikel 2:15 BW is in dit soort zaken dus niet van toepassing.

Klik hier voor de volledige uitspraak.