Rechtbank Midden-Nederland | 4-maart 2015 | ECLI:NL:RBMNE:2015:1377 – In een complex met woonboten is een Boek 2 VvE verantwoordelijk voor gemeenschappelijke voorzieningen, hier aangeduid als ‘basisinfrastructuur’. Eén van de bewoners zegt het lidmaatschap op en weigert de verenigingsbijdrage te voldoen. De VvE vordert betaling van de achterstallige bijdragen met rente en vordert voorts doorbetaling van toekomstig verschuldigde verenigingsbijdragen, primair op grond van ongerechtvaardigde verrijking en subsidiair op grond van wanprestatie op grond van van een derdenbeding.
De kantonrechter wijst de vorderingen toe op de eerste grond:
Uit de financiële verantwoording die de VvE heeft overgelegd, blijkt dat de contributie inkomsten uitsluitend worden besteed aan de taken zoals genoemd ten behoeve van het complex. Daaruit volgt dat [gedaagde], indien hij minder dan een bedrag ter hoogte van de contributie zou bijdragen, voor dat verschil verrijkt zou worden. Voor die verrijking bestaat op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, geen rechtvaardiging. Tegenover de verrijking van [gedaagde] staat een verarming van de VvE, voor eenzelfde bedrag. Om die reden zal de primaire vordering voor wat betreft de hoofdsom en de verklaring voor recht worden toegewezen.
Dit oordeel is in lijn met eerdere uitspraken over doorbetaling van verenigingsbijdragen in recreatieparken met een boek 2 VvE. Deze uitspraken zijn hieronder met link weergegeven.
Deze uitspraak bevat voorts een verklaring voor recht voor toekomstige servicekostenbijdragen:
Verklaart voor recht dat [gedaagde], zolang hij (i) eigenaar is van een woonark met grond, opstallen en water waarvoor de basisinfrastructuur gebruikt moet worden en die in stand wordt gehouden door de VvE en (ii) geen lid is van de VvE, een vergoeding verschuldigd is aan de VvE gelijk aan de jaarlijks door de Ledenvergadering vast te stellen jaarcontributie voor de leden en dat [gedaagde] deze vergoeding in vier gelijke bedragen bij vooruitbetaling per eerste dag van het kwartaal waarop de vergoeding ziet, te beginnen per 1 april 2015, is verschuldigd.
Volledige uitspraak: Rechtbank Midden-Nederland | 4-maart 2015 | ECLI:NL:RBMNE:2015:1377
Meer jurisprudentie met commentaar over doorbetalen van servicekosten in recreatieparken op VvERecht.nl:
Servicekostenbijdrage recreatiepark (I): ongerechtvaardigde verrijking
Servicekostenbijdrage recreatiepark (II): doorbetalen krachtens derdenbeding
Servicekostenbijdrage recreatiepark (III): aanvullende werking redelijkheid en billijkheid
Servicekostenbijdrage recreatiepark (IV): Betalingsplicht bij niet gesplitst complex
Servicekostenbijdrage recreatiepark (V): geen onderscheid korte en lange verhuur