Naar aanleiding van tussen de individuele appartementseigenaren en onderneemster tot stand gekomen koop-/aannemingsovereenkomsten is een geschil tussen partijen ontstaan. Ter zake van de door de VvE’s bij de Raad aanhangig gemaakte procedure heeft onderneemster een bevoegdheidsincident opgeworpen. Onderneemster heeft in eerste aanleg aangevoerd dat op grond van een contractuele aanvulling op de model koop-/aannemingsovereenkomsten beslechting van geschillen tussen partijen moet plaatsvinden door de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken (SGC), volgens het Geschillenreglement AIG 2010. Arbiter in eerste aanleg heeft onderneemster daarin gevolgd en heeft zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het geschil tussen partijen en dat geschil bij scheidsrechterlijk vonnis te beslechten.

Eerste aanleg

De VvE’s komen op tegen het oordeel van arbiter in eerste aanleg dat uit een e-mail van de Stichting Waarborgfonds Koopwoningen (SWK) van 12 juni 2018 blijkt dat zij de vereiste voorafgaande uitdrukkelijke toestemming heeft verleend voor de contractuele wijziging van het in het model van de koop-/aannemingsovereenkomst opgenomen arbitraal beding, zodat deze wijziging van toepassing is en het geschil moet worden beslecht door de SGC en dus niet door de Raad.

SWK schrijft in haar e-mail van 12 juni 2018 dat de aanvulling GIWA0103 door haar verplicht werd gesteld bij koop-/aannemingsovereenkomsten die op of na 1 januari 2007 werden aangegaan. De onderhavige koop-/aannemingsovereenkomsten zijn aangegaan in 2008.

Volgens arbiter in eerste aanleg heeft SWK gelet daarop voorafgaande uitdrukkelijke toestemming verleend voor aanvulling GIWA0103, op grond waarvan het geschil beslecht moet worden door de SGC.

Naar het oordeel van de VvE’s ten onrechte, omdat geen sprake zou zijn van een voorafgaande en een uitdrukkelijke toestemming.

Appèl

Appelarbiters stellen voorop dat de vereiste ‘toestemming door of namens de waarborgende instelling’ impliceert dat het initiatief tot de beoogde afwijking van het model van de koop-/aannemingsovereenkomst afkomstig is van een ander dan de waarborgende instelling, in dit geval dus van onderneemster. De strekking van art. 13 van de model koop-/aannemingsovereenkomst is dat de waarborgende instelling kan voorkomen dat door een onderneemster in specifieke gevallen afbreuk wordt gedaan aan haar verplichtingen en/of aan de rechten van verkrijgers.

In het onderhavige geval is het initiatief tot de afwijking (aanvulling GIWA0103) niet afkomstig van onderneemster, maar van de waarborgende instelling zelf en is geen sprake van een specifieke afwijking, maar van een algemeen toe te passen afwijking.

De afwijking was noodzakelijk geworden wegens onder meer de invoering van de Stichting Arbitrage Instituut GIW woningen met ingang van 1 januari 2007.

De waarborgende instelling heeft de afwijking verplicht gesteld bij koop-/aannemingsovereenkomsten die op of na 1 januari 2007 werden aangegaan.

De VvE’s hebben niet, of niet gemotiveerd, weersproken dat, zoals in de e-mail van 12 juni 2018 van SWK is aangegeven, SWK destijds in 2007 en nadien de aanvulling GIWA0103 daadwerkelijk feitelijk verplicht stelde. Anders dan de VvE’s stellen, kan deze e-mail dan ook niet worden afgedaan als een algemene toestemming achteraf.

De VvE’s voeren alleen aan dat geen sprake zou zijn van een ‘voorafgaande’ en ‘uitdrukkelijke’ toestemming, waarbij zij de taalkundige uitleg daarvan benadrukken.

Nu bij een verplichting tot afwijking van het model van de koop-/aannemingsovereenkomst de vraag of daar ‘toestemming’ voor is verleend feitelijk niet aan de orde is, is ook niet aan de orde of een dergelijke toestemming voorafgaand en uitdrukkelijk is verleend.

Appelarbiters volgen arbiter in eerste aanleg in zijn oordeel dat de in geschil zijnde contractuele wijziging van het arbitraal beding van toepassing is, zodat het geschil tussen partijen moet worden beslecht door de SGC en niet door de Raad.

Slotsom

De grieven falen. Appelarbiters zullen, onder verbetering van de gronden zoals hiervoor beschreven, het beroepen vonnis bekrachtigen.

Scheidsgerecht: mr. A.S. Gratama, ir. C.H. Bijvoet, ing. B. Koman
Gemachtigden appellanten in het bevoegdheidsincident, eiseressen in de hoofdzaak, de VvE’s: mr. P.G. Bekkers
Gemachtigde geïntimeerde in het bevoegdheidsincident, verweerster in de hoofdzaak, onderneemster: mr. P. Koeslag
RvA 17 juni 2019, No. 72.173

Het Instituut voor Bouwrecht te Den Haag is kennispartner van VvERecht.nl en heeft als doel het op onafhankelijke wijze bevorderen van de wetenschappelijke en praktische beoefening van het bouwrecht, alsmede van de studie van juridische en maatschappelijke vraagstukken en verschijnselen in het algemeen, voor zover die betrekking hebben op of van betekenis kunnen zijn voor de kennis en verdieping van het bouwrecht. Dit doel wordt o.a. nagestreefd door het verrichten van onderzoek en het uitgeven van publicaties.